Op 26 februari 1915 brachten de Duitsers aan Broodseinde een ondergrondse mijn tot ontploffing onder de linies van het 90e R.I., dat gebeurde op de plaats waar de loopgraven en de Beselarestraat elkaar kruisten. De ontploffing sloeg hier een krater van 25 meter lang en 7 a 8 meter diep. Wee zij die daar net boven zaten, maar veel militair resultaat leverde dit zeker niet op. Deze krater zal later nog een rol spelen in de derde slag om Ieper. De Britten hielden die mijnkrater verkeerdelijk voor een explosiekrater als gevolg van opgeslagen munitie die ontploft was, want van de Franse krijgsgebeurtenissen van 1914-15 waren ze niet echt op de hoogte. De oprukkende Australiërs hadden op 4 oktober 1917 heel wat moeite om deze door de Duitsers tot veldschans uitgebouwde krater uit te schakelen.
Vijf dagen eerder, langs de baan Zillebeke – Zandvoorde, op het punt waar de Franse en Britse loopgraven samenkwamen lieten de Duitsers ook al een deel van de Franse linies in de lucht vliegen. De manschappen vlogen 10 meter hoog, de ganse sectie van het 77e R.I. werd bedolven. Hun officier die hier bij gekwetst werd kon nog overleg plegen met een Britse kapitein, doch de beide officieren werden door eenzelfde kogel gedood. Luitenant Laurentin en zijn compagnie snelden toe. Plotseling zagen zij de Britten achteruitwijken en alles opgeven. De Fransen, door paniek gegrepen, volgden hun voorbeeld. Laurentin, met revolver en sabel in de hand, probeerde zijn mannen te stoppen, maar dat lukte niet. "Welk een schande!” “Lafaards!” schreeuwde hij hen toe. Ook kapitein Piron, de commandant van het 1e bataljon werd gedood. De Fransen groeven zich opnieuw in en konden toch nog stand houden. Uiteindelijk verloren de Fransen maar een tiental meter terwijl de panikerende Britten 80 meter prijsgaven.
Naast dezen lokale acties speelden er zich dagelijks tientallen kleine tragedies af, noodlotsdrama's die nooit officiële bekendheid kregen maar waar de soldaat evenzeer bij betrokken was. Luitenant Laurentin schreef: 'Ik heb korporaal Rozay voorgedragen voor het militair ereteken. De ongelukkige zal niet sterven aan zijn verwondingen, maar hoe zal hij er uit zien? Geen lippen of neus meer, gans zijn gezicht afgrijselijk verminkt. En verder moeten leven, zonder ooit nog zijn geliefde te kunnen omhelzen…”.