Klerken werd al in de begindagen van de oorlog grotendeels verwoest. Door zijn hoge ligging, ruim 40 meter boven de zeespiegel, en zijn perfecte observatiemogelijkheden over het slagveld was het dorp vaak het doelwit van zware beschietingen. Vanuit Klerken hadden de Duitsers een goed zicht op het lager gelegen IJzerfront. Vooral van op de kerktoren kon men perfect Diksmuide, het slagveld bij Merkem en zelfs het Heuvelland observeren en de exacte vuurcoördinaten doorgeven aan de artillerie.
Tussen 26 april 1915 en 9 augustus 1915 bestookten de Duitsers vanuit Klerken met een langeafstandskanon de steden Poperinge, Veurne en zelfs Duinkerke. Het kanon, of "Lange Max" in de volksmond, vuurde projectielen af van 38 cm. Het kanon kon twee soorten artilleriegranaten afvuren, het ene type woog 400kg het andere type 750kg. Het reusachtige kanon in Klerken had een loop die ruim 17 meter lang was en 77 ton woog. Het kanon werd bediend door marinepersoneel van het Marinekorps Flandern.
Al vlug ontdekten de geallieerden dat het grote Duits kanon van achter de herberg 'In de Predikboom' vuurde. Daar was ook een spoorlijn aangelegd, een aftakking van de spoorlijn Gent-Adinkerke, die ongeveer evenwijdig liep met de Steenstraat en zich vlakbij het kanon over drie spoorlijnen uitsplitste, wat noodzakelijk was voor de aanvoer van het geschut zelf, ongeacht of het hier om een vaste batterij ging of om een batterij verplaatsbaar per spoor. Rondom de batterij waren diverse betonnen constructies opgetrokken, zowel opslagplaatsen als schuilplaatsen. Hoewel het kanon gecamoufleerd werd kon de vijandelijke artillerie hem toch meermaals het zwijgen op leggen. Tussen 26 april en 11 mei 1915 zou het kanon van de Predikboom 120 projectielen afgevuurd hebben. Vanaf 8 mei reageerde de Franse artillerie onophoudelijk. Ze slaagden erin om het Duitse reuzenkanon lam te leggen.
Op 22 juni nam het geduchte Duitse kanon o.m. Veurne, Duinkerken, Cassel, Winnoksbergen, Hondschote en zelfs Leisele onder vuur. Opnieuw slaagde de Franse artillerie er in, om na een intense beschieting van 10 uur de dodelijke werking van het kanon te beknotten. Op 9 augustus konden de Duitsers hun kanon terug aan de praat krijgen, maar twee dagen later werd het kanon met vliegtuigbommen bestookt. In de periode van 26 april 1915 tot 9 augustus 1915 werd de batterij twee keer zwaar geraakt door een Franse beschieting en dit resulteerde in twee herstellingsperiodes van respectievelijk 42 en 48 dagen (totaal 90 dagen). Dit wil zeggen dat de batterij slechts gedurende twee weken echt actief was en dus zeer weinig de kans heeft gekregen om te vuren naar Duinkerken.
Nadien was het kanon van de Predikboom nog nauwelijks actief. Om te vermijden dat het kanon hersteld zou worden, namen de geallieerden de standplaats de volgende maanden geregeld onder vuur. Gezien er weinig of geen foto’s teruggevonden zijn van de batterij en er geen beschrijvingen van bestaan of zijn teruggevonden blijft de batterij een mysterie. In 1916 startten de Duitsers met de bouw van een ander reuzenkanon, nu ten N van Koekelare dat bekend zou worden als het kanon van de 'Leugenboom'. Volgens sommigen was de Koekelaarse Lange Max de ‘echte’, doch uiteindelijk is dat maar een volkse naam en zeker geen officiële.
Ontmantelde kanonsite te Klerken in 1916.
Op een van de vele in Klerken gebouwde Duitse betonnen schuilplaatsen werd in 1934 een Lourdesgrot geconstrueerd. Die kwam er op initiatief van mevr. Armand van de Kerckhove d'Hallebast uit Doornik, die eigenares was van de grond. De grot was een aandenken aan haar zoon die omkwam in het begin van de oorlog. Haar zoon was hoogstwaarschijnlijk Valeran Julien Raoul Marie Joseph Ghislain Nicolas van de Kerckhove d'Hallebast (andere bronnen spreken van Valeran Prosper Henri), geboren in Doornik in 1893. Hij was beroepsvrijwilliger en hulponderluitenant - wachtmeester bij het 5de Escadron van het 4de Regiment Lansiers. Bij een verkenning in augustus 1914 raakte hij gewond en overleed daarna in het veldhospitaal van Betekom.