Tijdens de derde (18 oktober - 3 november 1915) slag aan het Isonzo front escaleerde de wreedheid van de gevechten nog verder. Generaal Cadorna was op zoek naar de grote doorbraak, maar verwaarloosde opnieuw het principe van de hoeveelheid en zette troepen in over het ganse front. In elke regio probeerde hij zijn aanvalsgebieden te versmallen en verhief zijn artillerie tot 1200 geschutstukken, maar opnieuw waren zijn troepen te verspreid opgesteld om te bereiken wat hij van hen hoopte.
De inspanningen om de vijandelijke bruggenhoofden bij Plezzo en Tolmino te reduceren waren talloos maar de wankele acties in die gebieden leverden weinig op. Er werden ook aanvallen uitgevoerd naar Plava op de zuidelijke rand van het Bainsizza Plateau. Wanneer San Michele de hoeksteen werd van een flankerende beweging op Gorizia ging het er op de Carso ook weer heet aan toe.
De Italiaanse aanvallen via smallere fronten betekende ook dat de Oostenrijkse kanonnen de intensiteit van hun vuurkracht nu konden richten op kleinere secties. De Oostenrijk-Hongaarse Generaal Svetozar Boroević von Bojna (13 december 1856- 23 mei 1920) de bevelhebber van het 1ste Leger dat aan het Oostenrijks-Italiaanse front vocht, kreeg extra divisies van aan het Balkan- en het Oostelijke front en organiseerde verwoede tegenaanvallen op de Italianen rond San Michele.
Monte Sei Busi verdedigd door de Oostenrijks-Hongaarse 106ª infantrie divisie was het toneel van vier bloedige gevechten die beslecht werden met de blanke wapens. Na een nauwkeurige evaluatie besefte Cadorna dat de Italianen niets te winnen hadden, want de viijand bleef defensief op haar hoger gelegen posities zitten, daarom beeindigde hij de aanvallen.
Begin november laste het Italiaanse opperbevel een rustpauze in om de situatie opnieuw te beoordelen.
Mazzocco Attilio (1882 – 1915) gevallen op de Monte Sei Busi op 25 oktober 1915