Het vernietigde dorp Montfaucon ligt in de Argonne. Een natuurlijke regio in Frankrijk, van ongeveer 2150 km² met bossen en vijvers verspreid over de departementen van de Marne, de Ardennen en de Maas. In dat duister donker woud met dicht verward struikgewas en diepe dalen ontstond in september – oktober 1914 een bijzonder soort gevecht.
In de notities van de Duitse Leutnant Langguth, de Kompagnieführer van het 8./IR51 (8e cie. v.h. 51e infanterie regiment) lezen we over een aanval uitgevoerd op 25/26 september 1914.
Stipt om 4u30 startten wij met “Hura” de aanval, de stikdonkere nacht in. ( Hura = Duitse strijdkreet gebruikt tijdens aanval ). Wij vielen over grote aarden kluiten en haakten vast tussen de slingerplanten. Ondertussen kregen wij waanzinnig sterk geweervuur te verwerken. Het waren moordende momenten. Mijn kapotte sabel ruilde ik voor een geweer. Patronen had ik niet, maar nu had ik toch te minste een kolf. Wij zagen geen hand voor de ogen. Terwijl ik me door ondoordringbaar struikgewas een weg baande, vroeg ik mij af waar mijn compagnie was. Mijn roep “hier 8/51” werd af en toe beantwoord met een “ja, hier”. Plots voelde ik harde bodem onder de voeten. Dit moest de weg zijn. Ik brulde: “8/51 neer aan de kant van de weg. Iedereen bij mij!” Maar weinig van de 56 mannen waarmee ik vertrokken was, schenen aanwezig te zijn. Het jammeren en klagen achter ons gaf aan waar de rest was. Achter ons knalde onophoudelijk geweervuur. We hoorden hier en daar “Hura” geroep. Kort daarna lagen Hauptmann Moy en Oberleutnant Sehmis op roepafstand van mij. Verder dus. De bossen werden steeds dichter, het geweervuur steeds intenser. Wij stootten weer op een bosrand die door natuurlijke en aangelegde hindernissen niet te doorkruisen was. Wij zaten vast. De morgen kwam eraan. Door het bos waren her en der boswegen die door mitrailleurvuur bestreken werden. Doden en gewonden stapelden zich op aan de ingangen van deze boswegen. Naast mij rukte Hauptmann Moy met enkele manschappen naar voor, daarbij nam hij enkele mannen van mij mee die de bossen als een blok voor zich zagen. Van achter ons kwam artillerie- en geweervuur, waarschijnlijk eigen vuur. Dus terug iets naar achter, in een stuk loopgraaf die deels door de Fransen als latrine was gebruikt. Daar verzamelde ik de nog overgebleven manschappen, afkomstig van de verschillende compagnieën. Ik gaf bevel zich in te graven en af te wachten. Links en rechts achter ons hoorden wij sterk geweervuur en het tak-tak van de mitrailleurs. Het klonk als eigen vuur, dus het was wachten tot de rest van het regiment eraan kwam….Het tumult van de strijd kwam ook dichterbij. Door de aard van het terrein konden wij niets onderscheiden. Plots sloegen granaten uit de andere richting in. Zouden wij ons van richting vergist hebben? Van alle zijden kwam het op ons neer. Wat was er mis? De inslagen lieten er geen twijfel over bestaan dat wij in eigen vuur lagen!...