Op de Mont Saint-Eloi, een heuvel met uitzicht op Arras, getuigen twee verminkte torens de grandeur van een abdij die over de hele Artois uitstraalde, maar ze herinneren ons ook aan de strijd die hier tijdens de oorlog in dit gebied woede. De abdij zou volgens de legende in de zevende eeuw gesticht zijn en kende zijn bloeitijd in de middeleeuwen. Na de oorlog stonden nog enkel de witte torens en het portiek van de westelijke gevel overeind.
Begin oktober 1914 begon de opmars van het Duitse leger naar Arras en de dorpen boven Arras kwamen in Duitse handen. Vanaf dan gebruikte het Franse leger de abdijtorens als observatiepost. Ze observeerden er de Duitsers die zich op de heuvels van Lorette en Vimy geïnstalleerd hadden. Maar elke beweging van de Franse militairen ontketende een hevig geschut van de Duitsers. Dat verwonderde de Fransen en vreesden daarom de aanwezigheid van een spion, maar al gauw ontdekten ze dat de Duitsers handelden op het opvliegen van de vogels die in de torens nestelden. Op 8 december 1914 gaf de Franse opperbevelhebber Joffre, het bevel om het offensief ter heropenen en de Duitsers uit Frankrijk te verdrijven. Het Franse 10e Leger onder leiding van generaal Foch moest in Artois aanvallen. Op 16 december 1914 begon de eerste slag om Artois, het offensief werd ingezet met de aanval op de heuvel van Notre-Dame de Lorette. De slag werd op 27 december met bloedige verliezen maar zonder resultaat stopgezet. Tijdens artillerie- beschietingen in juni 1915 werden de abdijtorens zwaar beschadigd en krompen van 53 tot 44 meter.
De ruïnes van de abdij van Mont Saint-Eloi vormen vandaag een soort ‘levend’ monument', ze zijn zowel een illustratie van de gruwelen van de oorlog als een oproep tot vrede.