Op het vroegere “Ehrenfriedhof Meenen Wald N° 62 ” loopt er van aan het toegangsgebouw een verhard pad naar de kapel van de begraafplaats. Deze achthoekige robuuste kapel, met kenmerken van de neo-Byzantijnse architectuurstijl, werd in 1957 met roze weserzandsteen gebouwd. Boven de toegangsdeur van de kapel is het beeldhouwwerk "Engel van het laatste oordeel” verwerkt in de rechthoekige ingang.
Binnenin bestaat de kapel uit één gewelfde ruimte centraal gedragen door één steunpilaar. Vier gestileerde leeuwen, een verwijzing naar de vier windrichtingen, houden de wacht aan de voet van de pilaar. Bovenaan bijna tegen het gewelf zijn een aantal treurende vrouwen en kinderfiguren gebeiteld, dat is een verwijzing naar het verlies van de families der gesneuvelden. De muren van de kapel worden door acht zuilen gelijk verdeeld in acht wanden. Verschillende wanden zijn bekleed met grijze mozaïeken. De mozaïeken die een Bijbelse voorstelling of religieus symbool uitbeelden zijn met bladgoud belegd. Er zij verwijzingen naar o.a. het Bijbelse verhaal van Noah, het Hemelse Jeruzalem met de vier aartsengelen, de gekruisigde Jezus met de Heilige Geest, de Morgenster met de symbolen van de vier evangelisten en de eucharistie met het Lam Gods. De Griekse letters 'Alfa en Omega' die onder het Lam Gods staan, zijn een verwijzing naar de openbaring. Deze uitdrukking symboliseert in het christendom Gods almacht. Het begin en einde van alles. In deze duistere maar serene herdenkingsruimte zijn de twee ramen de enige lichtbron. Twee metalen schrijnen bevatten er de perkamenten boeken met de namen van al de gestorvenen die te Menen-Wevelgem begraven liggen. Rondom de kapel treft men de 8 zerken aan met daarop de namen van de 53 verdwenen begraafplaatsen van waaruit men Duitse gesneuvelden naar Menen-Wevelgem bracht.
Menen was niet alleen een laatste rustplaats voor hun gevallen kameraden, het was ook opslagplaats voor alle denkbare frontbenodigdheden. Zo lag de Menense wijk de Koekuit, door de Duitsers CouCou genoemd, in vogelvlucht amper een tiental kilometer van het front verwijderd. De stellingoorlog waarin beide legers verwikkeld waren zorgde voor heel wat logistieke vraagstukken.
Met de aanleg van een vliegveld op de wijk de Koekuit toonden de Duitsers al het belang aan van het westelijk deel van Menen. Ook in Wervik en Komen bouwden de Duitsers infrastructuren uit die moesten dienen voor de aanvoer naar het front. De Leiesteden waren een gedroomde locatie voor de aanvoer per schip. De vlak over de grens gelegen Franse gemeenten Wervicq-Sud, Comines Françe, Bousbecque en Halluin beschikten over talloze fabrieksgebouwen die ontmanteld werden. De machines en stocks verdwenen richting Duitsland en de fabrieksgebouwen werden loodsen voor de bezetter. Daar werden alle dagelijkse benodigdheden voor het front aangeleverd, tot en met de doodskisten! Naast de Leie als aanvoerlijn per schip was er nog de spoorweg Kortrijk - Komen en de tramlijn Kortrijk-Geluwe. Ook de spoorlijnen aan de overzijde van de Leie op de Franse kant werden ingeschakeld in de aanvoer. Daarnaast werden er ook “feldbahnen” aangelegd. Dat waren smalsporen die de verschillende depots en bunkers onderling met elkaar verbonden, maar die ook zeer efficiënt waren om vlug het front te bereiken. Naast de gewone spoorweg en het smalspoor gebruikte men ook de gewone wegen.
Maar ook op de Koekuit (Menen) waren de Duitsers werklustig. Langs beide kanten van de Ieperstraat, bouwden de Duitsers enorme depots voor allerlei munitie maar ook voor bouwmaterialen die bedoeld waren om de loopgraven en verdedigingslijnen aan het front te versterken. De bezetters hadden een netwerk van smalsporen aangelegd dat van de stopplaats “Koekuit”, naar Komen -Ten Brielen liep. Vanaf de Koekuit vervoerde men heel wat munitie naar het front, maar van hieruit vertrokken er ook veel maaltijden naar frontsoldaten. De rantsoenen werden voorbereidt in de gebouwen van de weverij Textor in de Ieperstraat.
Ooggetuigen vertelden na de oorlog:
“Op de Menense Koekuit tussen de spoorweg en Keizer Karel (gehucht) lag er een groot munitiedepot. Vanuit het pionierspark (dichterbij het station van Menen) liep er een Feldbahn (smalspoor) doorheen een stationnetje nabij Keizer Karel tot aan de “Witte Poorte” in Geluwe, waar in de aanpalende weide munitie in ondergrondse kelders werd gestapeld”. (Getuigenis Pierre Dornez)
“Op het terrein van het munitiedepot stonden kleine houten barakken, zonder venster, met alleen maar een ingang; ze waren rondom bedekt met dakpannen en langs boven ook. Ze stonden half in de grond en half eruit, op een tiental meter afstand van elkaar, zigzagsgewijze, met een hoge weg en een kruis in het midden van het terrein, waar de sporen lagen voor het treintje dat de munitie tot dicht bij het front voerde. De aanvoer van de munitie naar het depot van het station geschiedde meestal met paardengespannen en het lossen en laden werd verricht door soldaten met enkele aangeworven burgers, die na hun dagtaak het depot moesten verlaten. Gans het complex was afgespannen met prikkeldraad, met een ingang langs de Ieperpoort, en één langs de Hogeweg, en was, met uitzondering van hen die een pas hadden, verboden terrein. Het depot werd door Duitse schildwachten bewaakt die er logeerden in daar opgerichte abris. Er stonden er twee bij de hoeve van boer Bakker, één bij Welvaert, één bezijden de spoorweg aan de Hogeweg en één in Vanhouttes wei achter de huizen van de Ieperstraat, met een weg die van de Ieperstraat af, toegang tot deze bunker verschafte.”(getuigenis Carol)
“Op de Hogeweg, ongeveer waar nu de ‘Discount’ staat, was een Duits magazijn opgericht, een grote opslagplaats met bouwmateriaal. Vooral veel hout om barakken te maken en ook voor de aanvoer naar het front dat begon aan de Koelenberg te Geluwe. Om daar gemakkelijk hun materiaal te kunnen brengen hadden de Duitsers een spoorweg aangelegd met een stoomtreintje en wagonnetjes, dwars door de Koekuit. Deze spoorweg kwam van ergens in Frankrijk, langs Halluin-station over de Leie, dan in de richting van de Ieperpoort en de Lageweg, over de ‘beke’ en kwam zo uit op de Hogeweg. Op ‘boer Backers’ land (Gebroeders De Backere) stond het vol met oorlogstuig (ongeveer 30 hectare groot!) Nog jaren later zou men daar restanten van terug vinden. Telkens wanneer in deze omgeving gebouwd wordt, komt er oorlogstuig naar boven. Op het land van de boerderij Deman, later Valeer Hoornaert, stonden een achttal barakken, namelijk tussen de ‘IJzerweg’ en de Hogeweg.” (Getuigenis Gerard Opsomer)