Diksmuide België.
Crypte 'Gebroeders Van Raemdonck'.
Diksmuide België.

Het welbekende verhaal van de gebroeders Edward en Frans Van Raemdonck werd jarenlang geromantiseerd, de vertelling van hun “Broederliefde” werd jaren uit zijn context getrokken om het Vlaamse politieke belang te dienen. Net als o.a. Joe English, Renaat De Rudder, Lode De Boninge en Frans Van Der Linden werden Edward en Frans bekende Vlaamse bloedgetuigen en traditionele IJzerbedevaartsymbolen. Gelukkig vertelt men nu ondertussen wel de historisch correcte versie, en hoe dan ook het blijft een mooi maar triest verhaal van broederliefde.

 

Edward en Frans Van Raemdonck werden geboren op 8 oktober 1895 en op 24 januari 1897. De twee broers uit Temse kregen de Vlaamse overtuiging mee met de paplepel. Bij hen thuis werd er ’s avonds, in het gezelschap van vrienden en buren, vaak voorgelezen uit werken van Albrecht Rodenbach, Guido Gezelle, René Declercq e.a. en werden er liederen gezongen van o.a. Peter Benoit, Emiel Hullebrouck enz. Beiden waren ook lid van de Vlaamsgezinde studentenbond “Temsche voorwaarts!” De oudste bleef al snel thuis om vader te helpen in de Brouwerij, maar Frans die meer een dromer-dichter was zou gaan studeren in Leuven.

 

Doch de oorlog dwarsboomde hun plannen en op 4 augustus 1914 boden ze zich aan als oorlogsvrijwilligers. In november 1914 zaten de twee broers aan de IJzer. Ze toonden zich goede soldaten! In juni 1915 geraakte Frans gewond en werd hij naar Rennes (Fr) overbracht om er te genezen. Hier benutte hij zijn tijd om te lezen en gedichten te schrijven. Hier groeide bij hem de gedachte dat de Belgische regering de Vlaamse soldaten misbruikte. Hij vond dat deze Belgische staat een even grote vijand was voor Vlaanderen als de Duitsers. Voor Frans was het duidelijk dat het tijd was voor de Vlaamse strijd! De strijd tegen alle vijanden van het land en het volk. In een brief schreef hij:“ We moeten alles trotseren, zelfs de dood en als ik val dan eerst voor Vlaanderen en voor België daarachter”. Ook de brieven van Edward voerden het devies: “ Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse leeuw”.

 

Begin ’16 zaten de broers weer samen aan het front. Samen bezochten ze de studiekringen waar Vlaamse activisten bijeenkwamen en waar ze debatteerden over de toekomst van de Vlaamse jongens aan de IJzer. De broers werkten ook mee aan het frontblaadje “Onze Temschenaars”.  Maar in februari 1917 werden de Vlaamse studiebijeenkomsten opgedoekt, wat bewust Vlaams was werd met arendsogen opgevolgd en eventueel ook vervolgd. Frans bracht een bezoek aan Cyriel Verschaeve, die was toen onderpastoor in het dorpje Alveringem dat vlak achter het IJzerfront lag. Tijdens de Grote Oorlog was Verschaeve de geestelijke raadsman van de in 1916 ontstane Vlaamse Frontbeweging, maar die visite aan de onderpastoor beurde Frans niet op, integendeel, de vertwijfeling nam nog toe. Edward en Frans hadden hun wederzijdse steun meer dan nodig, ze hadden besloten om samen te blijven, zowel in het leven als in de dood: “ te saam vereend in vreugd en nood, als d’eene sterft, de andere dood!” Ondanks alles waren het toch goede soldaten, want eind februari kreeg Edward zelfs het Oorlogskruis opgespeld. Hij was ervan overtuigd dat de oorlog niet lang meer zou duren, maar broer Frans had een raar voorgevoel, hij had het gevoel dat het verkeerd zou aflopen met hem!

 

 

In maart 1917 nam hun divisie stelling in de sector Steenstrate, de broers waren toen allebei sergeant bij de 6de Compagnie van het 24ste Linieregiment. Op 26 maart moesten ze ‘s nachts Duitse linies aanvallen in de omgeving van de hoeve Stampkot in Zuidschote. Het Stampkot was tijdens de oorlog uitgebouwd tot een heus steunpunt (de brokstukken van de versterkte hoeve werden na de oorlog gebruikt voor het gedenkteken voor de gebroeders Van Raemdonck). Eens de opdracht uitgevoerd en de groep teruggekeerd was naar de IJzer, stelde Edward vast dat Frans verdwenen was... Hij had zich altijd om zijn dichterlijke en wat zwakkere broer bekommerd, hij besloot dan ook om hem te gaan zoeken. Ondanks het verbod van zijn oversten trok Edward alléén de frontstreek in... ook hij zou niet meer terugkomen!

 

De lichamen van de broers lagen ergens in het niemandsland konden niet worden gerepatrieerd. In het leger zou men toen hebben voorgesteld om een halfuur wapenstilstand te vragen zodat de lijken konden worden weggehaald en begraven worden in West-Vleteren. Generaal Louis Bernheim, lid van het Groodoosten van België (een Belgische koepelorganisatie van vrijmetselaarsloges die enkel toegankelijk zijn voor mannen) zou dit voorstel toen hebben afgewezen en aan generaal Mahieu hebben verklaard: "Je n'en vois pas la nécessité. D'ailleurs il s'est avéré que le plus jeune des deux était un flamingant    (Ik zie er de noodzaak niet van in. Overigens, het is bekend dat de jongste van de twee een flamigant was)." Hierop zou generaal Mahieu "En effet (Inderdaad)" geantwoord hebben.

 

Pas 18 dagen later werden de lijken van de broers ontdekt, bij hen lag ook het lijk van de Waalse korporaal Amé Fiévez (1891-1917). Op 13 april, 19 dagen na hun dood, werden de toen al te zeer ontbonden lichamen ‘s nachts in een ondiepe  obus put begraven, dit op een terrein dat was omgeploegd door granaatinslagen. Boven het graf plaatste men drie vluchtig gemaakte kruisjes zonder opschrift. Kort daarop verwijderden de Duitsers er twee. Het terrein bleef nog maanden in het strijdtoneel liggen. Artilleriebeschietingen omwoelden het volledig. In september 1917 werd het gebied veroverd door de Belgen, toen werden de stoffelijke overschotten van de drie verzameld en herbegraven.

 

 

 

 

In september 1918 plaatsten kameraden van de 6de Compagnie van het 24ste Linie een stenen kruis, dat had de vorm van een boom met afgehouwen takken, op de rustplaats van de drie jonge mannen. Daarrond kwam er een houten omheining. De steen zou er blijven staan tot hij in 1933 door het huidige monument vervangen zou worden. Op 29 oktober 1919 werd het graf opengelegd, het was de bedoeling om later de stoffelijke overblijfselen te repatriëren. Van de drie lijken trof men enkel nog wat resten aan! Men vond vier schoenen met voeten en kousen, een schedel, een dij- en een heupbeen en enkele kleinere beenderen. Identificatie was volkomen uitgesloten. Daarop besloot men om de resten te laten waar ze waren en geen aanvraag te doen om ze naar hun geboortedorp terug te brengen.  

 

In de Vlaamsgezinde versie van het verhaal vertelde men dat de broers in elkaar armen stierven. Op een van de bidprentjes stond een tekst, opgesteld door O. Dambre, die gewag maakte van de volgende gebeurtenissen: “In een rit op de eerste lijn van den vijand hadden beiden zich allerprachtigst gedragen. Onder een ijselijk bombardement keerden de mannen terug, na volbrachte taak. Tot aan den IJzer kwam Edward en keek met zijn vlammende oogen rond... Doch zijn broeder niet ziende op de plaats der afspraak weigert hij over den IJzer te komen, en de reeds volbrachte heldenfeiten zal hij nu spontaan bekronen met zijne ideale broederliefde. Te midden het afgrijselijkste kanonvuur gaat hij op zoek naar zijn broeder... Wat is er toen gebeurd? Achttien dagen nadien tusschen onze en de vijandelijke lijnen vond men beide in elkaars armen liggend voor eeuwig... dood.”

 

De vertoning van die heldhaftige broederliefde, zelfs tot in de dood, werd een zinnebeeld van de Vlaamse beweging. Wekenlang bleven Vlaamse kranten er roerende, piëteitsvolle artikelen aan wijden. Dit verhaal werd onder meer ook zo vastgelegd in de pentekening "Broederliefde" van Joe English, die tekening maakte van het beeld van innige broederliefde een krachtig herkenbaar icoon.De tekening werd ook op een van hun bidprentje geplaatst.

 

Maar was dat daadwerkelijk zo, want andere versies spraken dit tegen, volgens hen zou Frans in de armen van de Waal Amé Fiévez gestorven zijn, maar omwille van de sterk symbolische waarde van de broederliefde, zou dit stilgehouden zijn. Decennialang zouden er rond deze verschillende versies hevige pennenstrijden gevoerd worden. De mythevorming en glorificatie van beide broers werd bewerkstelligd onder impuls van hun neef Clemens De Landtsheer. De Van Raemdonck’s groeiden zo algauw uit tot één van de symbolen van de Vlaamse strijd aan de IJzer. De IJzerbedevaarten en de Vlaamse Beweging zouden in hun propaganda gretig gebruik maken van die dubbele symboliek, waardoor de broers het onderwerp werden van controverses tussen flaminganten en Belgicisten. Lange tijd woedde er een hevige polemiek, een literatuur van extremiteiten rond een thema dat in feite nooit te gronde was onderzocht.

 

Al gedurende de oorlog werden er fondsen ingezameld om op de markt van Temse een monument voor beide broers op te richten. Dit gedenkteken zou alle gesneuvelde Temsenaren herdenken, maar in het bijzonder de broers. Het gedenkteken zou de broers voorstellen, naar de pentekening van Joe English. Er werden meerdere prentbriefkaarten, strooibiljetten, pamfletten en zelfs een heus boek uitgegeven ten voordele van dit gedenkteken, maar uiteindelijk zou het nooit gerealiseerd worden. In de plaats daarvan kwam er in Temse een sober versierde marmeren gedenksteen met daarop de namen van alle tijdens de oorlog gesneuvelde en overleden Temsenaren.

 

Op zondag 18 september 1921 slaagde De Landtsheer erin om op de plaats waar de broers teruggevonden waren de "Tweede Bedevaart naar de Graven van de IJzer" te organiseren. In 1924 werden de lijkresten van de broers Van Raemdonck en Fiévez op bevel van de militaire overheid ontgraven, in één kist gedeponeerd en overgebracht naar de Belgische militaire begraafplaats van West-Vleteren. De kist werd bijgezet onder de middelste van de drie officiële grafzerken. Op 13 augustus 1932 werden de gezamenlijke stoffelijke resten van de twee broers en van Amé Fiévez ontgraven. Een week later, op 21 augustus 1932, werden ze tijdens de 13de IJzerbedevaart naar de crypte van de IJzertoren overgebracht, dat samen met de stoffelijke overschotten van zes andere IJzersymbolen.

 

 

Op de plaats waar de drie militairen van het 24e linie gesneuveld waren werd er op suggestie van het IJzerbedevaartcomité een nieuw gedenkteken opgericht, het werd ontworpen door kunstschilder Karel De Bondt uit de Leiestreek. De Bondt had al de ingangsdeur van de crypte van de eerste (inmiddels gedynamiteerde) IJzertoren ontworpen. Zijn broer, ingenieur Jan de Bondt voerde de werken aan het gedenkteken uit. Dankzij giften kon het IJzerbedevaartcomité de oprichting van het gedenkteken en de (latere) aankoop van de grond realiseren. Het oude grafmonument van het 24ste Linieregiment werd overgebracht naar de crypte van de IJzertoren, waar het geplaatst werd voor de grafkamer van de broers en Fiévez, maar het zou vernietigd raken tijdens het dynamiteren van de IJzertoren op 16 maart 1946. De steen was vernield en bij de opruiming enkele jaren later niet meer teruggevonden. Op zaterdag 19 augustus 1933, daags voor de 14de IJzerbedevaart, werd het huidige gedenkteken onthuld op de plaats waar jarenlang het stenen kruis van het 24ste Linie had gestaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte het gedenkteken voor de Van Raemdonck’s verwaarloosd.  Maar nadien kwam er op kosten van het gemeentebestuur van Temse een afsluiting rond het gedenkteken, dat werd verwezenlijkt door smid August De Bondt uit Temse. Het gemeentebestuur van Temse nam vanaf dan eveneens het onderhoud van de site op zich. Nodige herstellingswerken werden in samenspraak door het stadsbestuur van Ieper uitgevoerd.

 

Op de voorste hoek ingewerkt tussen vier ijzeren staven zien we de letters 'AVV VVK' (Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus). Onderaan, op twee treden, staat een rechthoekige hardstenen tekstplaat met witte letters, daarop lezen we: “26 Maart 1917. Hier sneuvelden in elkaars armen na een nachtaanval op het stampkot de gebroeders oorlogsvrijwilligers Edward en Frans Van Raemdonck uit Temsche beiden sergeant in de 6e komp. 24 linie”. “En als ik val. Dan eerst voor Vlaanderen (Frans). Hier sneuvelde nog rond hetzelfde uur soldaat Aimé Fiévez. 6°Cie. 24 linie. uit Calonne.”

 

Op zondag 28 juni 1987 werd aan het gedenkteken een gedenkplaat ter ere van Clemens de Landtsheer onthuld. Deze gedenkplaat, inmiddels vernielt, werd recent vervangen. In 2003 werd de weide naast het gedenkteken opgekocht door de vzw de IJzerwake. Sinds 2002 organiseert deze radicale afscheuring van het IJzerbedevaartcomité in de week voor de IJzerbedevaart in Diksmuide een IJzerwake bij het gedenkteken van de Gebroeders Van Raemdonck.

 

In 1980 begon dhr. Luc De Ryck met een grondige studie die de leemte rond dit gebeuren zou opvullen, hij legde eindelijk de grens tussen de fabel en de werkelijkheid bloot. Bij de aanval in de nacht van 25 op 26 maart ’17, keerde Frans niet terug. De verontruste Edward negeerde het bevel van zijn overste en ging op zoek naar zijn broer. Tot daar klopt het verhaal nog en het was zeker een moedige daad dat hij zijn broer niet in de steek wou laten!

 

De mannen die de gesneuvelden moesten bergen troffen tot hun verbazing drie lijken aan die door hun verregaande staat van ontbinding amper herkenbaar waren. De mannen waren geen bekenden van de broers maar aan hun rangkentekens ( de broers waren sergeant) zagen zij een sergeant die een korporaal (Fiévez) in de armen hield, enkele meters verder lag Edward Van Raemdock, die werd eveneens herkend aan zijn rangkentekens van sergeant. Sergeant Charles Withof die de lijken begroef bracht hierover verslag uit nadat hij een andere versie van de feiten had gelezen in het blaadje Onze Themschenaars van Clemens De Landtsheer (1894-1984). Clemens , die een volle neef was van de twee broers had zich gebaseerd op het testimonium van Lodewijk Van Gelder ( een oud-leerling van  Cyriel Verschaeve) die ook deelnam aan de berging van de broers en beweerde dat hij er de broers in elkaar gestrengeld had aangetroffen. Dat was het begin van de mythe! In een opmerkelijke brief van 17 september 1917, toen was de mythische vertelling al gelanceerd,  schreef De Landtsheer aan sergeant Withof:  “ Alhoewel ik volledig akkoord ben op gebied van waarheidszin, toch denk ik dat we best zouden doen die zaak niet publiek rond te venten, en ze onder ons te houden, en in het publiek het gedacht te laten dat men ze IN ELKAARS ARMEN heeft gevonden, en ziehier om welke redens, hadden wij die inlichtingen gekend in ’t begin, dan had alles zo geweest. Maar nu is hunne ideale heldendood overal gekend en al legendarisch geworden, waarom die schoonheid breken, en er de waarheid als een koud bad over uitstoten… dit zou veel nadeel doen aan de zaak zelve. (..) Ik schrijf u deze brief heel vertrouwelijk en hoop nochtans dat gij uwe soldaten zult aanmanen de zaak dus zoo te laten voortleven… voor het welzijn van de zaak zelf en voor de arme ouders.”

 

De waarheid moest snel in de doofpot gestopt worden, voor sommigen was het immers maar een halve leugen, want Edward trok wel degelijk op zoek naar zijn broer, de broederliefde speelde hier zeker een rol! Het derde slachtoffer Amé Fiévez werd in dit verhaal lang verzwegen. De stoffelijke resten van de drie werden in één kist gelegd, maar van Amé werd niet gesproken! En als hij toch al eens vermeld werd dan werd zijn naam verkeerd gespeld, of werd er een verkeerde geboortedatum genoteerd. Ook toen de kist met veel grandeur in 1932 in de crypte van de IJzertoren terecht kwam werd zijn naam niet vermeld. Het jaar nadien toen op de plaats waar de drie sneuvelden door het IJzerbedevaartcomité een monument werd opgericht werd de naam van Amé daar voor het eerst officieel op vermeld. Pas op de IJzerbedevaart van 1967 werd een broer en twee zussen van Amé Fiévez uitgenodigd op de IJzerweide, maar het ware verhaal van broederliefde bleef nog steeds in de doofpot steken. Amé die afkomstig was uit Callone, een dorp in de Belgische provincie Henegouwen en een deelgemeente van de Waalse stad Antoing, nam dienst als oorlogsvrijwilliger omdat zijn zuster door de Duitsers was verkracht, ook dat was broederliefde!

 

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zouden heel wat hoofdacteurs van de Vlaamse Beweging, dat waren mannen zoals  Clemens De Landstheer en Frans Daels en anderen, het voortouw nemen en de IJzerbedevaarten de collaboratie in duwen. De Nieuwe Orde recupereerde het levenslot van een aantal Vlaamse frontstrijders uit de Eerste Wereldoorlog en speelde die politiek uit. Of het respectvol was om zich op het “testament van de doden” te beroepen, vooral omdat ze dat zelf hadden opgesteld, was al te gemakkelijk. Voor een aantal Vlaamse oud-strijders en Vlaamse activisten van andere politieke strekkingen was dit een oneerbiedig gesol met de nagedachtenis van de Vlaamse doden. Het terrein waar het monument van de broers werd opgericht is nu sinds een aantal jaren het toneel van de erfgenamen van de collaboratie die er jaarlijks een “IJzerwake” organiseren. Deze gebeurtenissen leiden nu nog af en toe nog tot discussies, maar voor ons is het belangrijkste in heel dit verhaal dat de stoffelijk resten van de drie jongens, die sneuvelden tijdens het uitvoeren van hun plicht, nu samen in vrede en met het nodige respect rusten in de crypte van de IJzertoren.

 

 

 

 

 

 

 

 

Meer artikels
Memorial Belgian Soldiers 1914-1918 Kensal Green St-Mary’s. 09-04-2018
Londen Verenigd Koninkrijk.

Tijdens WOI (periode 1914-1919) trokken en verbleven ruim 250.000 Belgische vluchtelingen naar Groot-Brittannië.

lees meer ...
Italiaanse begraafplaats 'Di qui non si passa'. 17-10-2016
Monte Pasubio Italië.

De Italiaanse militaire begraafplaats “Di qui non si passa” (“ Van hieruit zal niemand passeren”) ligt op de top '2035' in Pasubio.

lees meer ...
Trenches 'Danger'. 28-09-2015
Vimy Frankrijk.

De gecombineerde  Frans-Britse  aanval in Artois  in september 1915, die geleid werd door de Franse generaal Foch, besloeg een front van 32 km breed.

lees meer ...