Moorsele België.
De Kezelberg 'Guillaume Vanraes'.
Moorsele België.

19 oktober 1914 was een bijzonder cruciale dag, een verkeerd opgevolgd bevel van de Britse legerleiding betekende dat een aanval op Menen een dag te laat startte, op 19 oktober i.p.v. op 18 oktober. Terwijl de Britten van de 7e divisie de confrontatie zochten met de Duitse eenheden van het 6e leger (vnl. cavaleriedivisies) die in de Leievallei posteerden kwamen ze tot de constatering dat een ongekend en nieuwgevormd Duits leger (4e leger, met daarbij de 54e reservedivisie Württembergers en Saksen) optrok vanuit het oosten. Meest zuidelijk van deze aanvalslijn behoorden de reserve-infanterieregimenten (RIR) 245, 246 en 247, waarvan een patrouille van RIR 246 omstreeks 11 uur lokale tijd vanuit Moorsele-centrum via de Ieperstraat oprukte naar Dadizele. De Britten werden er geconfronteerd met een numeriek sterkere tegenstrever en zochten daarom hun toevlucht tot sluipgevechten; d.w.z. schieten en dan zo snel mogelijk opkrassen. Op de Kezelberg (Moorsele) werd die tactiek toegepast door de achterhoedesoldaten van het 1e bataljon Royal Welsh Fusiliers.

Zij hadden in de ochtend van 19 oktober een aanval uitgevoerd op de Duitse stellingen op de Kleithoek, op de grens tussen Moorsele en Menen. De acties van deze haast onzichtbare vijand deden de Duitsers geloven dat de burgerbevolking op hen had geschoten. In Staden, Kachtem, Rumbeke, Roeselare, Beitem, Ledegem en op de Kezelberg zouden er als gevolg van dat soort aantijgingen burgers geëxecuteerd worden. Omstreeks 14.30 uur bereikten de eerste Duitsers de Kezelberg. Kort daarvoor hadden ze er hun vuurdoop beleefd, ze werden beschoten vanuit de richting van de Kezelberg. De gevechten op en rond de Kezelberg luidden de start in van de ‘Eerste slag van Ieper’. Talrijke huizen en hoeven op en rond de Kezelberg werden in brand gestoken. De aanwezige niet gevluchte bewoners werden uit hun huizen gejaagd en tegen de muur aan bakkerij Pollefeyt op een rij gezet. Mannen van het RIR 245 fouilleerden de angstige burgers. Eén bewoner, de vrijgezel Guillaume Vanraes, had ongelukkiglijk twee kogelhulzen in zijn broekzak zitten. De aanwezige officier liet hem uit de groep halen en aan de overzijde van de straat brengen. Hij werd ervan beschuldigd een ‘franc-tireur’ te zijn en werd onmiddellijk langs de gracht van de weg Menen-Roeselare, op het Kruispunt Ieperstraat-Kezelberg, geëxecuteerd. Dit drama vond plaats om precies 15 uur. De onschuldige Guillaume Vanraes was eigenlijk een eenvoudige ongehuwde kuipenmaker. Guillaume werd koelbloedig vermoord, uit angst, uit frustratie, als toonbeeld voor de andere burgers, opdat zij zich niet met de oorlog zouden bemoeien. De overige bewoners werden naar het midden van de straat geduwd en moesten er met de armen omhoog op de knieën zitten. ’s Avonds werden ze dan gebonden weggeleid naar de hoeve van Jules Pype (net grondgebied Dadizele). Daar werden ze onder strenge bewaking tegen de schuurmuur geplaatst, hun gezicht keek naar de muur. Toen de manschappen van de reserve infanterieregimenten 245 en 246 het bevel kregen verder op te trekken richting ‘Ter Hand’ werden de burgers in de morgen van 20 oktober om 4.30 uur vrij gelaten. Er vielen hier geen verdere slachtoffers, maar psychologisch werd het voor hen zeker een verschrikkelijke ervaring. 19 oktober ging de geschiedenis in als ‘Schuwe Maandag’, maar het was ook de dag dat vele inwoners uit de streek op de vlucht trokken en door het tot stand komen van de definitieve frontlijn voor vier jaren van de rest van hun familie zouden gescheiden worden.

 

Guillaume Vanraes werd geboren op 12 februari 1878 als derde kind en tweede zoon van Henricus en Amelia Neyrinck. Vader Henricus en moeder Amelia vestigden zich op de Kezelberg in 1875 en begonnen er, naast de smederij van zijn oom Pierre Vanraes, met een kuipenmakerij (Kezelberg 64). Moeder Amelia bate er een winkel uit. Het gezin kreeg zes kinderen waarvan er twee op heel jonge leeftijd stierven. Na de dood van hun ouders bleven de broers Camille en Guillaume de kuipenmakerij uitbaten, zus Delphine nam de winkel over. Zus Honorine was in 1906 naar Ieper verhuisd. Na de Oorlog verhuisden broer Camille en zus Delphine naar de Dadizelehoek in Dadizele. Honorine keerde niet meer terug naar het verwoeste Ieper maar trok naar Brugge. Noch de broer noch de zussen zouden ooit trouwen, dus zijn er nu geen nakomelingen meer.

 

Ook de grote stenen Kezelbergmolen (1817 – 1914 ) werd het slachtoffer van het oorlogsgeweld, hij was de eerste van de ruim 30 windmolens die ten zuiden van Ieper op het front van Mesen tot Kezelberg zouden vernietigd worden. De Kezelbergmolen werd in 1914 beschreven als de grootste molen van West-Vlaanderen’.Het was zowel een olie- als graanmolen. De laatste molenaar was Camille Vergote (1854-1918), hij had de molen in pacht van 1894 tot 1914.

Meer artikels
Tyne Cot Cemetery 'Ceremonie'. 27-02-2017
Passendale ( Zonnebeke) België

Net zoals men nu in 2017 volop bezig is met de voorbereidingen voor de  herdenkingsplechtigheden voor de gevechten die zich hier honderd jaar geleden in de regio van Ieper afpeelden, was men begin 1917 bezig met de voorbereiding van een grootschalig offensief dat geleid zou worden  door de Britse opperbevelhebber Douglas Haig.

lees meer ...
Het slagveld 100 jaar later. 27-11-2017
Masnières Frankrijk.

Niet ver van het herdenkingsmonument van de Amerikaanse piloot bij de Britse R.A.F. Luitenant Theodore (‘Ted’) R. Hostetter jr. (1897-1918), ligt in een weide nog een ongerept stukje slagveld.

lees meer ...
Twelve Tree Copse Cemetery ' A. V. Smith VC'. 21-12-2015
Krithia Turkije.

Op Twelve Tree Copse Cemetery in Gallipoli vinden we o.a. de laatste rustplaat van Alfred Victor Smith VC.

lees meer ...