Hoewel de naam een loopgraaf doet vermoeden is de 'tranchée de Calonne' een bosweg, van ongeveer 25 km lang en loopt tussen Mesnil-sous-les Côtes en Vigneulles-lès-Hattonchâtel (Lorraine Fr). In de 18e eeuw liet Charles Alexandre de Calonne, deze weg aanleggen als rechtstreekse verbinding naar zijn kasteel, hij was de minister van financiën van Lodewijk XVI. In WO 1 werd er langs deze weg op verschillende plaatsen gevochten. In september 1914 bevonden de Duitsers zich langs de ene kant van de weg, de Fransen langs de andere kant.
In die regio, in het bos van Saint-Remy-la-Calonne, raakte Luitenant Alain Fournier vermist. Alain Fournier (een pseudoniem voor Henri-Alban Fournier) was een beloftevolle Franse schrijver en publiceerde in 1913 de roman 'Le Grand Meaulnes'. Als 18-jarige schoot Alain in vuur en vlam voor de mooie Yvonne Quiévrecourt die hem echter afwees. Die ervaring zou hem zijn verdere leven blijven obsederen en werd de basis voor zijn boek Le Grand Meaulnes waarin hij een droom- en kinderwereld oproept die definitief verloren zijn. Dit boek was meteen een groot succes en miste op een haar na de prestigieuze Prix Goncourt. In 1914 begon hij te schrijven aan een tweede roman, 'Colombe Blanchet', maar dit werk bleef onvoltooid. Begin augustus werd reserveluitenant Fournier gemobiliseerd, hij moest het 288e Franse Infanterie Regiment vervoegen. Met de 23e compagnie nam hij tussen 24 augustus en 8 september deel aan verschillende gevechten rond Verdun.
Op 22 september 1914 tijdens een aanval in de omgeving van Saint-Remy-la-Calonne raakten er drie officieren, onder hen Fournier, en achttien soldaten vermist. Na een jarenlange zoektocht van Michel Algrain gecombineerd met het doorzettingsvermogen van Jean Louis om het graf van Fournier te vinden slaagde men erin om in 1991 een massagraf met eenentwintig skeletten te lokaliseren. Negentien militairen werden geïdentificeerd, één van hen was de romancier Alain Fournier. Verder onderzoek wees uit dat de beenderen veel letsels en breuken van kogelinslagen vertoonden. Deze Franse militairen werden dus langs verschillende kanten beschoten, vijftien van hen stierven direct. De overige zes kregen een genadeschot. Toen ze gewond op de grond lagen werden ze met een kogel in het hoofd, van bovenaf afgevuurd, afgemaakt. Op de plaats waar de Duitsers die soldaten toen haastig hadden begraven staat nu een glazen piramide met daarin hun naamstenen. Deze 'gesneuvelden voor Frankrijk' werden in 1992 herbegraven op de militaire begraafplaats van Saint-Remy-la-Calonne.